Als de meer een woestijn wordt. Als vissersdorpen hun bestaan verliezen. Als het weinige water dat nog over is, vergiftigt is met pesticiden. De ramp die de voorbije decennia zich heeft voltrokken bij het Aral Meer op de grens tussen Kazachstan en Oezbekistan is voor veel mensen een ver van hun bed show, maar dat is ten onrechte. Gelegen in Centraal Azië, was dit meer ooit één van grootste van de wereld, maar door desastreuze waterprojecten nog vanuit het Sovjet tijdperk is de toevloed van vers water tot stilstand gekomen en de ooit zo machtige watermassa waar veel mensen aan en op hun bestaan hadden opgedroogd tot nauwelijks een tiende van wat het ooit was. Het meer hoopt zijn vroegere glorie te hervinden. Er zijn projecten gestart waarbij een deel van deze immense plas weer meer water heeft en vooral dat water ook kan vasthouden. Dit project maakt dat er toch weer hoop gloort dat in aangepaste vorm het Aral Meer weer dat machtige water zal worden dat het ooi was, waar de natuur prachtig is en mensen weer hun bestaan kunnen oppakken. Dit gegeven is door de violiste Galya Bisengalieva, van Brits Kazachstaanse afkomst, genomen voor haar album ´Aralkum´. De aanleiding mag dan ernstig zijn, het levert wel fantastische, nauwelijks met superlatieven te beschrijven, muziek op. Wat een fantastisch album is dit. In drie delen, verleden, heden en toekomst schetst de violiste de situatie. Bisengalieva maakt haar album debuut met deze conceptplaat, maar bracht de laatste jaren al wel een aantal EP´s uit. De eerste twee getiteld ´EP One´ en ´EP two´ voor de titels wat avontuurlijker werden met ‘Brother’. Bisengalieva is ook een beetje de Britse Reinout Douma van de Britse eilanden, want als leidster van het London Contemporary Orchestra werkte ze samen met Radiohead, Frank Ocean en tal van soundtracks voor films. Op haar album ´Aralkum´ combineert ze met enorm veel succes (neo) klassiek met drones om sferen te scheppen. Die sferen relateren dan weer aan de ontwikkelingen rondom het Aral Meer. In de openingstrek ‘Aralkum’ is dat aanvankelijke een rustige status quo. Het meer wordt wakker en langzaam neemt het rumoer van het dagelijks leven toe. De weidsheid komt goed tot uiting op deze trek in het hoge spel van Bisengalieva. Ze vult het meer met geluiden en in deze ambiente wereld kan de luisteraar zich onderdompelen en laten meevoeren. Vaak is de basis een diepliggende beat waarover heen lagen van geluid worden gelegd, tot dat weer doorbroken wordt met een glasheldere noot. Haast naadloos gaat de opening voort in ‘Moynaq’. Een nummer waarin de gelaagdheid prachtig is en je langzaam, welhaast fysiek, het onheil voelt naderen in de donkere tonen. Hierbij is de bijdrage van Pasha Mansurov van belang op zijn contrabas fluit. Op de lagen drone, zet Galya Bisengalieva lang aangehouden noten op haar viool. Gelaagdheid is ook een kenmerk in ‘Kantubek’ dat dromeriger is. ‘Barsa-Kelmes’ is het donkerste nummer van het album. Een nummer gevuld met calamiteit, maar ook het meest indrukwekkende van het zestal. Met piepjes en een golvende sound van de bas, waarop de viool kan excelleren. ‘Zhalanash ‘ is dan weer lichter en hoopvoller van toon, terwijl het slotakkoord ‘Kokaral’ nog meer hoop en zon en ontwakende vogels laat klinken en met brede stroken schets hoe mooi de toekomst kan zijn. Het is een album om de lichten bij uit te doen. De telefoon op stil en de deurbel op mute. Om gewoon te luisteren en je mee te laten nemen naar een wereld vol natuurschoon, krakende schepen en hoe langzaam het einde nadert, maar toch dat we met hoop naar de toekomst kunnen kijken. Het is prachtig.
Optredens, Festivals en Podia in het Noorden