Loading...
Albums

Shemekia Copeland – Uncivil War

Het nieuwe lijflied van de Verenigde Staten na de zo omstreden Presidentsverkiezingen na vier jaar graven van politieke loopgraven en het bekogelen van elkaar met afkeer en haat, zou het titel lied van het nieuwe album ´Uncivil War´ van Shemekia Copeland kunnen zijn. Ze wint er geen doekjes om, in de huidige situatie kunnen er geen winnaars zijn en verliezen we allemaal. Een prachtig nummer, zeker één van de allermooiste van het album, dat oproept tot compassie en om op een andere manier met elkaar om te gaan. Shemekia Copeland is een vaste waarde in de Amerikaanse muziek sinds ze op 18de voor het eerst van zich deed spreken. Al drie keer werd ze voor een grammy genomineerd met haar op de blues geënte, maar met invloeden van Americana, rock, R&B, soul en gospel, muziek. Het zijn songs waarbij ze de ene keer een mokerslag uitdeelt en de andere keer poeslief je weet te verleiden. De in Harlem als dochter van een bluesgitarist geboren Copeland brengt met regelmaat albums uit sinds haar debuut album ‘Turn The Heath Up’. Succesvol was ze met albums als ‘Wicked’ uit 2000, dat genomineerd werd voor een grammy en als Blues Album van het jaar haar een Handy Award opleverde, net als het door Dr John geproduceerde ‘Talking to Strangers’ uit 2002. Het laatste album dat Charon Shemekia Copeland uitbracht voor ´Uncivil War´ is ´America´s Child´ uit 2018. Haar stijl heeft zich ontwikkeld in de loop der tijd van pure blues, naar een veel toegankelijker variant met pop en gospel tot de lekkere bij tijden rauwe en rootsy sound die ze nu heeft. Het album gaat van start met ´Clothilda´s On Fire´. Een nummer dat gaat over het laatste slavenschip dat de Verenigde Staten aan deed en na haar lading te hebben afgeleverd in brand werd gestoken, want de slavenhandel was op dat moment al 50 jaar verboden. Een song met veel energie en een opmerkelijke hoofdrol als gitarist van Jason Isbell die zijn vaardigheid als bluesgitarist rijkelijk etaleert in deze song vol boosheid, maar ook hoop. Eén van de hoogtepunten is het fantastische ´Walk until I Ride´. Een indrukwekkende song over burgerrechten, die versterkt wordt in zijn gospelachtige karakter door de prachtige achtergrondzang van Lisa Oliver-Gray, Janelle Means en Will Kimbrough. Kimbrough is tevens de producer van dit album en schreef, samen met John Hahn de meeste liedjes. Het enorm sterke begin krijgt zijn vervolg in de rustige titelsong en bijbehorende oproep. Op het album spelen tal van bekende namen mee. Gitaristen Steve Cropper en Christone “Kingfish” Ingram zijn daar naast Jason Isbell maar twee van. Nog een lekkere klap voor je kanis is het bluesrockende ´Money Makes You Ugly´ waar mee het tempo weer omhoog gaat. Nog zo´n hoogtepunt is het Dr John eerbetoon ´Dirty Saint´. De tweede helft van het album bevat nog zat hoogtepunten, maar kent ook enkele nummers die minder kunnen bekoren, zoals de trage Rolling Stones cover ´Under My Thumb´ en de qua boodschap prachtige, maar niet helemaal tot zijn recht komende ´Give God The Blues´ over dat de Heer houdt van ieder mens, maar dat we hem toch de blues geven. Niet dat deze nummers slecht zijn, verre van dat, maar in vergelijking met bijvoorbeeld ´Apple Pie and A 45´ over wapens en de heel liefdevol gezongen cover van haar vader Johnny Copeland´s ´Love Song´ zijn dit de mindere. Een verrukkelijk album van een zangeres die duidelijk in haar kracht staat en op fenomenale wijze op dit album hedendaags Amerika confronteert, maar ook liefdevol over de bol aait.