Wales staat dan wel genoteerd als de plek waar ze wonen en waar de band is ontstaan, maar I See Rivers is toch echt een formatie uit Noorwegen. Gøril Nilsen, Eline Brun en Lill Scheie kwamen alle drie naar Wales om te studeren, vonden elkaar en bleken stemmen te hebben die geboren waren om in harmonie te zingen. Die conclusie was het begin van I See Rivers en na succes in eigen landen werd in januari de stap gemaakt naar een groter publiek met de deelname aan Eurosonic en Platosonic in Groningen, net nog voor de pandemie het leven zo drastisch zou veranderen. De opnames voor het debuutalbum van het trio vonden in de periode voor Eurosonic plaats. In een interview dat we toen hadden met dit moderne folk drietal stelden ze: “De opnames zijn geweldig! Qua klanken gesproken, dit album zal zeker meer een elektronische en moderne vibe hebben als onze eerdere twee EP’s, terwijl we de harmonieën, nadruk op de zang en de vloeiende arrangementen in ere hebben gehouden.” Het bewijs zit hem in de pudding zeggen de Britten dan en na het uitkomen van ‘Deep & Rolling Green’ kan worden geconcludeerd dat het trio absoluut gelijk had. Het Covid gesternte waaronder het geboren is, mag dan wat ongelukkig zijn, het album is een triomf vol met moderne folk. Dat begint zacht kabbelend met een driestemmig eerbetoon aan ‘Apollo’ met een slimme, maar bedachtzaam instrumentgebruik wat het benadrukt. Een heerlijke appetizer voor wat volgt. Dat is even mooi, met ‘Collide’ een eerbetoon aan de prachtige zang van dit drietal, met zeer fraaie zanglijnen. Nu en dan vuurwerk in de stemmen, maar juist in het ingehoudene is het fantastisch. Een verrassende song met een mooi opbouw die steeds urgenter wordt is ‘Collide’. Rustig gaat dan weer ‘Helios’ van start. Een majestueus nummer. Elk nummer kent een verrassende opbouw, die stemmen die onafhankelijk van elkaar al zo mooi zijn en lichtvoetig dansen, maar samen je wereld kunnen bewegen. Als een film ontrollen de liedjes zich, zo beeldend, zo fraai. Het zijn liedjes met verbeelding gebracht. Iets vlotter is ‘Grow and Go’ en na een kort intermezzo is ‘I Look Like My Mother’, nog een keer zo’n fantastisch verhalende triomf en een elegante en boeiende song. Dan zijn we nog niet eens halverwege en heeft dit album nu al meer geboden dan menig album in zijn geheel. Prachtige nummers volgens als ‘Oh God’ en ‘We Don’t Get More Time’ met tussen door het fantastische hoogtepunt ‘Itilmtbwia’, wat qua naam een tongbreker is, maar laat dat niemand weerhouden te luisteren naar deze soms wat weemoedige song. In ‘Bugs’ komt dan weer echt die etherische kwaliteit van de Scandinavische folk naar voren. ‘How’ begint bescheiden, maar is het meest elektrorockende nummer van het album voor voor met ‘Fortress of the Fish’, weer zo’n intermezzo komt van ongeveer een minuut waarvan er een aantal zijn opgenomen. Het album sluit even prachtig als het begon met ‘Out of Breath’ en ‘Deep & Rolling Green’. Wat een fantastische plaat van deze dames. Wat een zangfestijn. Wat een gracieuze en intrigerende plaat.
Optredens, Festivals en Podia in het Noorden