Loading...
Interviews 2020Popronde

Honingbeer: “Het begint altijd, hoe cliché het ook klinkt, met geraakt zijn”

Foto: Sonia Perdeck

UTRECHT – “Honingbeer maakt dromerige klankschetsen en neemt je mee in de herontdekking van haar viool. Eerlijk en van een zoete melancholie, geïnspireerd door wat raakt en een intieme ode aan de natuur. Ze mengt (post)minimal en neoklassiek met ambient, in de verte klinkt een vleugje pop. Gespot in het voorprogramma van Figgie”, is de introductie die de Popronde deelnemer Honingbeer meegeeft. Honingbeer dat is Marthe Lasthuis. Een violiste met een voorliefde voor klassieke muziek uit de 20ste eeuw. Lasthuis studeerde klassiek viool bij Lis Perry, Joyce Tan en Natasja Morozowa aan het Utrechts conservatorium en aan Codarts en maakt ook deel uit van haar eigen ensemble TROMPO samen met Carlos Anez (fluit) en Laura Nygren (bas), waarvoor hedendaagse componisten speciaal nieuw materiaal schrijven. Honingbeer is haar soloproject en in Utrecht zoeken we de violiste op om daar over te praten. Op pandemie verantwoorde afstand van twee strijkstokken vertelt ze over haar muziek en het Popronde avontuur, met natuurlijk de hoop dat de ontwikkelingen rondom Corona in positieve zin verder gaan en er geen belemmering is voor deze muzikale trektocht door Nederland.

“Als kind raakte ik verliefd op de ‘Vierjaargetijden’ van Vivaldi en toen mijn ouders me de keuze boden om een instrument te leren spelen, wist ik dan ook meteen dat ik viool wilde leren spelen”, mijmert Marthe Lasthuis bij het begin van het gesprek. “Muziek was zeker aanwezig in mijn jeugd, maar klassieke muziek had ik niet veel om mij heen. Dat pad ben ik zelf gaan bewandelen, daar ben ik enorm door bevangen geraakt als kind. Als elke tiener worstelend met ingewikkelde gevoelens, ontdekte ik dat ik mijn gevoelens kwijt kon in mijn klassieke vioolspel. Ik ging meer en meer spelen en het werd een enorme uitlaatklep voor mij waarin ik mijzelf helemaal kon laten gaan, het was heel erg fijn en verslavend. Dat was echt iets van mijzelf, waarmee ik mij als puber afzette tegen de wereld om mij heen. Verder was ik een hele brave puber die nooit spijbelde, zelden uitging en vooral uren op mijn eigen kamertje doorbracht met mijn viool. Het voelde als het fijnste wat er was, om mijn emoties te uiten in de mooie klanken van zo’n strijkinstrument. Ik speelde ook veel in jeugdorkesten en ik kreeg vrienden die dat hetzelfde hadden met muziek, waardoor die verbinding met mijn viool alleen maar sterker werd.”

Met een dergelijke achtergrond en zoveel passie voor haar instrument is de keuze om hier ook in het verdere leven beroepsmatig iets mee te willen doen heel vanzelfsprekend, zo ook bij Lasthuis. “Ik had altijd een drang om te creëren en wilde ik van kinds af aan eigenlijk naar de kunstacademie. Toch koos ik er toen uiteindelijk om klassiek violist te worden, vooral met het idee in beroepsorkesten te willen gaan spelen. Tijdens mijn master klassiek viool aan het conservatorium verloor ik het plezier en begon ik het creëren heel erg te missen. Dat is iets waarmee je tijdens een klassieke vioolstudie niet mee bezig bent. Dat ging eigenlijk vooral over bestaande stukken spelen die iedereen al speelt, tot in de onbestaande perfectie. Iets wat ook heel mooi is, maar uiteindelijk niet bij mij paste. Ik besloot te breken met mijn klassieke pad en op zoek te gaan naar een eigen wereld die ik zelf kon creëren, waarin ik helemaal kan verdwijnen. Ik kocht heel cliché een loopstation en daarmee ging een wereld voor me open. Dat vond ik zo fijn, dat ik denk ik toen besloot dat ik daadwerkelijk een creërend artiest ben en wil zijn.”

Popronde omschrijft de sound van Honingbeer als “(post)minimal en neoklassiek met ambient.” Hier gaat de artieste dieper op in. “Ik denk dat mijn sound het resultaat is van alle muziek die ik lief heb. Daarin heb ik een grote basis van klassieke muziek meegekregen, specifiek ben ik beïnvloed door de stromingen minimal, post-minimal en 20e eeuwse klassiekere componisten, maar ook houd ik bijvoorbeeld veel van indie en elektronische muziek. Ik koos ervoor om specifiek in mijn eentje muziek te gaan maken, hierdoor was ik beperkt in het geluid dat ik kon neerzetten met alleen mijn viool en elektronica. Ik wilde iets maken wat ik ter plaatse kan reproduceren, iets wat in dat moment oprecht gemaakt wordt. Ik houd er niet van om een backing track mee te laten lopen, dat voelt een beetje als vals spelen. Het begon met loops maken, wat vrij snel een redelijk cliché opbouw krijgt. Ik ben toen, mede geïnspireerd door muziek die ik veel luisterde, met delays gaan werken. Daarmee kan ik eenvoudig een harmonisch, vol en dromerig geluid maken. Aangezien ik zelf een enorme dromer ben leek dit een grote match te zijn. Dit creëerde voor mij een klankidioom waarop ik mijn eigen muzikale ideeën perfect kon loslaten.”

In het natuurlijke verloop van het gesprek stoomt dit dan door naar de manier waarop Honingbeer haar liedjes schrijft. “Het begint altijd, hoe cliché het ook klinkt, met geraakt zijn. Mijn eigen psychologie, persoonlijke processen waarin ik zit spelen een grote rol. Ik probeer mijn kwetsbaarste kant bloot te leggen in wat ik maak en schrijf eigenlijk alleen op momenten dat ik verdrink in een specifiek gevoel. Ik vind het charmant om dat zonder woorden te kunnen doen, daardoor behoudt het iets mysterieus. Het mist de directheid van tekst, maar toch wil ik luisteraars iets heel uitgesproken laten voelen. Dat mensen voelen wat ik bedoel, zonder woorden.
De natuur is ook een grote inspiratie, de rust en continuïteit van natuur komt veel terug in wat ik maak. Dat is iets waar ik me als mens heel klein bij voel en heel gelukkig van word, als ik me er bewust mee verbind. Ik ben doorgaans elke week wel in mijn eentje in de natuur te vinden.”

Wat opvalt is de zinsnede in haar introductie dat Marthe Lasthuis haar viool heeft herontdekt. Het is een intrigerende gedachte en we vragen wat het voor haar heeft betekend. “Ik ben mijn viool op een andere manier gaan gebruiken dan ik eerder deed. Het klassieke liet ik achter me. Ik probeer niet in hokjes te denken, maar mijn muziek gewoon te benaderen als muziek. Ik ben er ook nog niet over uit of ik mijn werk nou moet benoemen met “stukken”, “nummers” of “tracks”. Ik vind het allemaal eigenlijk net niet passen. Maar misschien hoeft er ook geen perfect woord voor te zijn. Het is gewoon muziek, en het is voor iedereen. Zonder ingewikkeld of duur gedoe. Daarom hoort het voor mij ook op een poppodium.” Op een festival als Eurosonic is inderdaad een trend zichtbaar waarbij overal in de muziek wereld de muren tussen genres langzamerhand geslecht worden. Honingbeer bekent dat ook zij met de hamer klaar staat om belemmeringen tussen muziekstromingen te slopen. “Dat is zeker een intentie die ik heb”, klinkt het strijdvaardig. “Je ziet steeds meer artiesten uit de klassieke hoek, die hun eigen ding gaan doen en een nieuw geluid vinden. De laatste jaren zijn die muren wel steeds meer aan het vervagen, althans, ik denk dat er vooral meer ruimte tussen de stromingen in ontstaat, want wat ik nu doe met Honingbeer, heeft voor mij persoonlijk nog maar weinig met klassieke muziek te maken. Ik heb technisch en muzikaal de vruchten geplukt van mijn klassieke opleiding en heb een heel diepgaande band met mijn viool die inderdaad als basis klassiek is. Juist de nieuwe ruimte die ontstaat, is zo enorm interessant. Het is heel interessant om een nieuw publiek te vinden en op poppodia te spelen. Ik vind het pop-publiek heel interessant, het is eigenlijk heel nieuwsgierig publiek. Het verbaast mij hoe stil het kan zijn in een popzaal, hoeveel aandacht er is.”

De popzaal, ja nu even niet natuurlijk hoewel her en der voor een klein publiek al wel weer een concertje plaats vind. Het geeft ook een behoorlijke probleem voor de meeste artiesten deze Corona crisis en de bijhorende maatregelen om het medisch weer in te perken, maar sociaal economisch zijn er ook gevolgen. “Er stonden voor mij gelukkig niet veel optredens! Ik geef elke week zo’n 25 leuke kinderen vioolles en dat kon gelukkig gewoon online doorgaan. Ik heb wel wat meer ruimte om met Honingbeer bezig te zijn dan eerder en ben bezig met schrijven en het optimaliseren van mijn set-up, voor optredens die hopelijk snel weer gaan komen. Deze tijd geeft zeker inspiratie en ruimte om nieuwe dingen te maken. Ik liep op een zonnige dag in maart alleen door het bos, en ondanks de grote onzekerheden van deze tijd, voelde ik me heel erg gelukkig met het pad wat ik aan het bewandelen ben met mijn muziek. Wat er ook gebeurt, ik zal altijd mooie dingen willen en kunnen maken. Dat is voor mij in deze tijd extra duidelijk geworden, en dat voelt heel waardevol. Het is mij wel duidelijk dat mijn debuut EP nog maar het begin is van dit avontuur. Dat zet me zeker aan tot nadenken over het maken van plannen voor de komende jaren.”
Haar debuut EP ‘Honingbeer’ is uit. Marthe Lasthuis legt hem op tafel en schuift hem een strijkstok, overigens niet de mooie strijkstok van Max Moller die ze via het Nederlands Muziekinstrumenten Fonds kan gebruiken, in de richting van haar gesprekspartner. “Mijn debuut EP representeert het resultaat van vijf jaar lang zoeken naar een eigen geluid, wat ik naar mijn idee nu gevonden heb. Ik wist eigenlijk niks van productie, maar heb het uiteindelijk zelf geproduceerd, met wat hulp met mixen van Jonas Pap. Ook het artwork heb ik zelf gemaakt. Het was een heel interessant proces, waarin ik heel veel geleerd heb en ik ben enorm blij en vereerd dat ik geselecteerd ben voor de Popronde. Dat was iets waar ik stiekem een paar jaar geleden al wel een beetje van droomde. Net als mijn eerste optredens, die ik mocht doen in EKKO en Tivoli-Vredenburg. Dat voelde al als grote doelen, die ik bereikt heb. Ik ben de mensen die mij podium en vertrouwen hebben gegeven enorm dankbaar. Intussen ben ik dus ook nieuwe dingen aan het schrijven en mijn geluid verder en dieper aan het ontwikkelen. Ik ben van plan later dit jaar weer nieuwe dingen uit te brengen, wellicht weer een EP of uiteindelijk misschien wel een album.”

We sluiten af met de aanleiding van het gesprek. De nodige mitsen en maren rondom optreden anno 2020 in Nederland en zelfs de wereld laten we even voor wat ze zijn en wellicht een roze bril kijken we vooruit naar september. “Tot nu toe doe ik eigenlijk bijna alles in mijn eentje, wat ik heel fijn vind en grotendeels zo wil houden”, gaat Honingbeer in op haar doelen voor de Popronde. “Maar doordat ik een klassieke achtergrond heb, is mijn netwerk in de pop en festival wereld nog redelijk klein. In Utrecht heb ik wel in een aantal bands gespeeld en wel wat mensen leren kennen, maar ik hoop mijn netwerk verder en landelijk uit te breiden met Popronde. Ik zou het heel leuk vinden meer te gaan spelen, ook bijvoorbeeld op festivals. Dus het zou wel interessant zijn om in gesprek te gaan met boekers en programmeurs. Verder hoop ik natuurlijk een nieuw en groter publiek te bereiken en voor veel mensen te spelen op bijzondere plekken!” Hoe gaat Honingbeer dat dan bewerkstelligen? “Ik hoop mensen onder te dompelen in een rustgevende, soms ontroerende, melancholische en hypnotiserende bubbel vol van vioolklanken en delays. Het is geen doorsnee act voor een poppodium of kroeg: mijn muziek vereist wel stilte. Maar als die er is, wat uit mijn ervaring tot nu toe eigenlijk vanzelf gebeurt, maakt dat het moment alleen maar intiemer en mooier. Ik zal mijn EP spelen en ook nieuw repertoire wat ik nu aan het schrijven ben. Ik hoop dat het publiek verzacht, gewarmd en een beetje zen mijn shows zal verlaten.” Waar en of Honingbeer in het Noorden zal optreden is op dit moment nog niet bekend en daarover zal in de loop van de zomer meer duidelijkheid komen.